
Twee echtgenoten wilden de opbrengst van de verkoop van hun onderneming beleggen, met als doel om daarmee in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Zij sloten daarom eind 2004 een overeenkomst van vermogensbeheer. Maar de portefeuille nam eind 2007 en in de loop van 2008 sterk in waarde af. De vermogensbeheerder werd aansprakelijk gesteld. Wat was er aan de hand?
Het bleek dat de vermogensbeheerder niet had uitgelegd dat hij ging inzetten op direct rendement en niet op het behalen van koerswinst. Wel werd de echtelieden beloofd dat zij een maandelijks inkomen van €6.000 konden verwachten. De vermogensbeheerder had de echtelieden echter ook niet gewezen op de te verwachten hoge kosten en al helemaal niet op de grote risico’s, die aan de strategie kleefden. In het bijzonder was niet gewezen op de risico’s, die verbonden zijn aan perpetuals en die vormden een belangrijk deel van de portefeuille. En dat terwijl uit de aantekeningen van het intakegesprek bleek, dat de risicobereidheid neutraal was en voor 10-15% licht offensief.
De door de rechtbank aangestelde deskundige legde vrij eenvoudig het probleem bloot. Doordat er van meet af aan gelden aan de portefeuille werden onttrokken, was er een `aparte dynamiek’ in de portefeuille ontstaan. Daar waar een portefeuille normaal gesproken geruime tijd kan aangroeien voordat er onttrekkingen plaatsvinden, moest de vermogensbeheerder (steeds) grotere risico’s nemen om het beloofde directe rendement te behalen van €6.000 per maand. Het te beleggen vermogen nam immers af door de kosten én door de onttrekkingen.
De rechtbank oordeelde dan ook dat er een te riskante strategie gevoerd was, die niet paste bij de situatie van de echtelieden.